De communicatiestatus/verzending en ontvangstsgeschiedenis controleren

Dit deel beschrijft hoe te controleren fax verzending en ontvangst

U kunt controleren of een fax juist wordt verzonden wanneer de fax verzending taak bezig is.

  1. Druk op [Fax/Internet Fax] of de (FAX) knop.

  2. Druk op [Fax].

  3. Kies het [Fax Job View/Cancel] label.

  4. Controleer de taak inhoud.

U kunt de verzending geschiedenis controleren en de ontvangst geschiedenis.

  1. Druk op [Fax/Internet Fax] of de (FAX) knop.

  2. Druk op [Tx/Rx Journal (Tx/Rx Journal)].

  3. Druk op [Tx Journal (Tx Journal)] of [Rx Journal (Rx Journal)].

    Tx Journal: Geeft een lijst met de resultaten van de verzendingen.

    Rx Journal: Geeft een lijst met de resultaten van de ontvangsten.

  4. Druk op [Description (Beschrijving)] op het scherm met de resultaten van de overdrachten om gedetailleerde informatie te bekijken.

    De volgende informatie kan worden bekeken.

    Item

    Beschrijving

    Afgel. station

    Geeft bestemmingen aan.

    U kunt de weergavestijl van "Extern station" wijzigen via de instelling [Distant Station Priority (Prioriteit extern station)] van [Admin Setup (Beheerderinst.)] > [Fax Setup (Faxinstelling)] > [Other Settings (Overige instellingen)].

    Wanneer [Type 1 (Type 1)] is ingesteld

    • Voor de automatische verzending van faxen/ontvangst van F-code-polling

      De opgeslagen apparaatinformatie (telefoonnummer) op het doelapparaat wordt weergegeven.

      Als de apparaatinformatie (telefoonnummer) niet is opgeslagen op het doelapparaat, wordt de opgegeven informatie van de bestemming ("Naam" van de "Snelkeuze" of telefoonnummer) op het apparaat weergegeven.

    • Voor de handmatige verzending (hoorn op de haak)

      De opgeslagen apparaatinformatie (telefoonnummer) op het doelapparaat wordt weergegeven.

      Als de apparaatinformatie (telefoonnummer) niet is opgeslagen op het doelapparaat, wordt de opgegeven bestemming (telefoonnummer) weergegeven.

    Wanneer [Type 2 (Type 2)] is ingesteld

    • Voor de automatische verzending van faxen/ontvangst van F-code-polling

      De opgegeven informatie van de bestemming ("Naam" van de "Snelkeuze" of telefoonnummer) op het apparaat wordt weergegeven.

    • Voor de handmatige verzending (hoorn op de haak)

      De opgegeven bestemming (telefoonnummer) wordt weergegeven.

    *De weergavestijl van "Extern station" kan niet worden gewijzigd bij de ontvangst van een fax, de handmatige verzending met de externe telefoon of de F-code polling-verzending.

    De opgeslagen apparaatinformatie (telefoonnummer) op het doelapparaat wordt weergegeven.

    Als de apparaatinformatie (telefoonnummer) niet is opgeslagen op het doelapparaat, wordt "Onbekende partner" weergegeven.

    Resolutie

    Normaal, Fijn of Ext-Fijn

    Starttijd

    Maand/dag uur: Minuut

    Tijd

    Minuut' Seconde"

    Pagina

    Aantal pagina's

    Soort

    Tx Geschiedenis

    Geeft de soort fax aan.

    Handmatige Tx: Een fax verzenden, nadat een telefonische oproep gemaakt vanaf een externe telefoon is voltooid.

    Beveiligde box Tx: Een fax verzenden naar de vertrouwelijke box van het apparaat van bestemming.

    F-Codepolling Tx: Een document als een fax verzenden, opgeslagen in de bulletin board box van het apparaat.

    Rondsturen: Een fax verzenden naar meerdere bestemmingen tegelijkertijd.

    PC-FAX: Een fax verzenden via de faxstuurprogramma op een computer.

    Doorsturen: Een ontvangen fax naar een andere computer doorsturen.

    *Een lege cel geeft communicatie aan anders dan die categorieën zoals normale automatische verzending en ontvangst.

    Rx Geschiedenis

    Handmatige Rx: Een fax ontvangen na het beantwoorden met de externe telefoon.

    F-Codepolling Rx: Een document als fax ontvangen, opgeslagen in de bulletin board box van het apparaat van bestemming.

    Beveiligde box Rx: Een fax ontvangen naar de vertrouwelijke box van het apparaat.

    *Een lege cel geeft communicatie aan anders dan die categorieën zoals normale automatische verzending en ontvangst.

    Result.

    Geeft een van de volgende zes opties voor de status weer: "# OK", "* OK", "OK", "# FOUT", "* FOUT", of "FOUT".

    #: Communicatie via Super G3.

    *: Communicatie via G3 ECM.

    Geen: Communicatie via Geen ECM.

    Foutcode

    Geeft de foutcode aan wanneer een communicatiefout optreedt.

    Voor informatie over de foutcode raadpleegt u "Faxfout codes".

    Een lege cel geeft aan dat de communicatie succesvol is voltooid.